Leefmilieu

Patiënten leven in een groep die bestaat uit maximaal 12 patiënten met dezelfde zorgtitel en/of verblijfsstatus. Het leefmilieu (de groep) is de kern van de behandeling. Patiënten krijgen individuele zorg en ondersteuning. Binnen de groep kunnen ze oefenen met het nieuwe gedrag dat ze leren.

Op de groep is een voorspelbare structuur. De begeleiding is affectief neutraal en motiveert en stimuleert de patiënten. Dat noemen we een supportief milieu.

Patiënten leren:

  • structuur te bieden aan het dagelijks leven.
  • samen leven met anderen.
  • leven met een beperking.
  • hun kwaliteiten te ontdekken.

Werken aan veiligheid is een goede relatie opbouwen en onderhouden met patiënten.

Persoonlijk en doelgericht

Elke patiënt heeft een persoonlijk begeleider. Deze investeert in het persoonlijk contact door  stil te staan bij de culturele en persoonlijke achtergronden van de patiënt, zoals migratiegeschiedenis, familie, geloof en gewoonten. Daardoor kan de begeleider de klachten van de patiënt beter begrijpen en behandelen. En afwijkend gedrag snel signaleren en ingrijpen waar nodig. Behandelen en begeleiden is daarmee ook beveiligen.

Behandelplan
De behandeling verloopt doelgericht volgens een individueel behandelplan dat bestaat uit verschillende deelplannen. Daarin staan leerdoelen voor de korte en lange termijn voor onder andere therapie en training, voor gedragsverandering, dagbesteding (werk en/of scholing) en hoe de patiënt op de afdeling omgaat met de nieuwe vaardigheden.

Ook medicatie is voor veel patiënten een onderdeel van de behandeling. Afhankelijk van de (juridische) status van de patiënt en de voortgang van de behandeling kan een plan worden opgesteld met doelen voor verlof. De patiënt en de behandelaar bespreken regelmatig de voortgang van het behandelplan.

Signaleringsplan
De behandelaar werkt ook samen met de patiënt aan een signaleringsplan. Hierin staat aan welke signalen en symptomen de patiënt zelf kan herkennen dat het minder goed gaat. Daarmee kan de patiënt op tijd in actie komen om terugval te voorkomen. Ook familie of andere mensen rondom de patiënt kunnen hiermee signalen herkennen en de patiënt helpen een crisis te voorkomen.